Medelid Arjan Ligtenbarg vertelde – in de taal van de Hanze, het Nedersaksisch – over het werk en het gebied waarin dit verbond actief was. Ook voor de niet-dialectsprekers was het verhaal goed te volgen.
In het gehele gebied van de Hanze werd één taal, het Midden- of Nederduits, gesproken.
Het Hoogduits kende in de Middeleeuwen nog geen officiële spelling. Deze kwam pas in opmars na de vertaling van de Bijbel in het Duits door de kerkhervormer Maarten Luther én door de uitvinding van de boekdrukkunst. Het Vlaams-Nederlands en Hoogduits werden daarna officiële talen, met een vastgelegde spelling en erkende literatuur (proza en poëzie). Het Nedersaksisch bleef echter de algemeen gangbare taal, ook nadat de Hanze minder macht kreeg en ten slotte niet meer functioneerde. Geleidelijk ontstond een uitgestrekte zone van regionale dialecten en plaatselijke varianten daarop. Inmiddels is in Noord-Duitsland en in Oost-Nederland het Nedersaksisch een erkende taal.